Met zijn kleine oppervlakte en landelijke ligging in het Hageland lijkt Zoutleeuw eerder een dorp, maar zijn bouwkundig erfgoed getuigt van een groots verleden...
De stad, gelegen tussen Tienen en Sint-Truiden, was eeuwen geleden een belangrijke plaats in het hertogdom Brabant. Grenzend aan het prinsbisdom Luik, vervulde het een strategische rol, terwijl de ligging aan de toen bevaarbare Kleine Gete resulteerde in de verst inwaarts gelegen binnenhaven van Vlaanderen.
In 1106 kreeg 'Leeuw' stadsrechten en twee eeuwen later, in 1307, werd de nieuwe stad, naast Leuven, Brussel, Antwerpen, 's-Hertogenbosch, Tienen en Nijvel erkend als één van de zeven 'vrije steden' van het hertogdom Brabant. Handel en lakennijverheid waren hier belangrijke activiteiten. Vele kooplui en ambachtslui vestigden zich binnen de beschermende muren van de nederzetting aan de Kleine Gete, zodat via het water een rechtstreekse verbinding met Antwerpen tot stand kwam en waardoor het belang als handelscentrum begon toe te nemen.
Sommige historici situeren het einde van de bloei al in het laatste kwart van de 14de eeuw. De monumenten op de Grote Markt en de vele 15de en 16de eeuwse topstukken getuigen van een relatieve welvaart en financieel draagvlak. Op deze historische paradox is tot nu toe geen bevredigend antwoord gevonden.
De belangrijkste bezienswaardigheden van de stad zijn de Sint-Leonarduskerk, het Historisch Stadhuis / Lakenhalle en het natuurdomein het Vinne.
Een must voor iedereen die geïnteresseerd is in geschiedenis, middeleeuwse kunst en ongerepte natuur.